Opzegging arbeidsovereenkomst met pensioenbeding na pensioengerechtigde leeftijd ex art. 7:669 lid 4 BW

Op 1 juli 2015 is artikel 7:669 lid 4 BW ingevoerd waardoor een werkgever de arbeidsovereenkomst van een werknemer kan opzeggen in verband met of na de dag waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, zonder dat daarvoor toestemming van het UWV nodig is of de kantonrechter verzocht dient te worden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Daarbij geldt wel een belangrijke voorwaarde, het dient namelijk te gaan om een arbeidsovereenkomst die al was ingegaan vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

In veel arbeidsovereenkomsten en cao’s staat nog een pensioenbeding opgenomen, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege komt te eindigen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Er werd in de theorie dan ook van uitgegaan dat indien een dergelijk beding is overeengekomen en er geen gebruik van wordt gemaakt, dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege komt te eindigen en voorts een nieuwe arbeidsovereenkomst ontstaat. In dat geval is er geen sprake van een reeds bestaande overeenkomst voor de pensioengerechtigde leeftijd en kan niet meer voldaan worden aan de voorwaarde van artikel 7:669 lid 4 BW waardoor de arbeidsovereenkomst niet meer opgezegd kan worden op grond van dit artikel.

De kantonrechter Amsterdam heeft zich hierover uitgelaten in een uitspraak op 24 maart jl. In deze zaak was het Arbeidsvoorwaardenreglement Koninklijke Horeca Nederland van toepassing waarin een pensioenbeding staat opgenomen. Deze was verstreken en voorts is de overeenkomst opgezegd op basis van artikel 7:669 lid 4 BW.

De kantonrechter Amsterdam is van mening dat doordat er een pensioenbeding is overeengekomen het betoog dat sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst dogmatisch misschien wel kan worden gevolgd, maar dat dat geen recht doet aan de feitelijke situatie en ook niet aan de strekking van artikel 7:669 lid 4 BW. Er zou worden voorbijgegaan aan het doel van de regering met dit artikel, namelijk dat de werkgever de pensioengerechtigde werknemer na zijn pensioengerechtigde leeftijd kan laten doorwerken in de wetenschap dat hij dan ontslagen kan worden zonder daarvoor een (gerechtelijke) procedure te hoeven volgen. De kantonrechter is dan ook van mening dat er geen sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst, maar stilzwijgende voortzetting waardoor de werkgever gerechtigd was om de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 4 BW op te zeggen.

Voor het lezen van deze uitspraak van 24 maart 2016, kunt u op onderstaande link klikken.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:1678